Horloge & Klokken reparatie: belangrijkste onderdelen en termen
Dit artikel is onderdeel van: Horlogemerken gepubliceerd op: 11/07/2022
Inhoud: Horloge & Klokken reparatie: onderdelen & termen uitgelegd
Ga je een klok of horloge repareren? Ontdek hier dan wat het 'klokje laat tikken'. Alle onderdelen en belangrijkste termen van horloges en klokken helder uitgelegd.
A
Aambeeld:
Ondersteunend gereedschap bij klinkwerkzaamheden, zie gereedschappen aambeeld.
Aandrijving:
Is dat gedeelte van het uurwerk waardoor de beweging wordt veroorzaakt.
Aanslaan:
Is het geluid wat men hoort als een slinger van een klok de kast raakt doordat hij een te grote uitslag maakt. Bij horloges spreekt men van aanslaan als de balans een te grote schommeling maakt.
Afregelen:
Het zo goed mogelijk op tijd lopend maken van een uurwerk.
Afregelmoer:
De moer die zich onderaan de slinger bevindt en waarmee met het uurwerk kan afregelen.
Amarilpoeder:
Poeder wordt gebruikt bij slijpen en polijsten.
Amplitude:
Slingerwijdte; geeft de grootte van de uitslag van de balans of de slinger aan.
Amsterdammertje:
Amsterdamse wandklok hangende variant van het staand horloge. Verwant aan de staartklok.
Anker:
Op een klauwtje lijkend onderdeel dat de verbinding vormt tussen het raderwerk en het regelorgaan.
Ankeras:
As van het anker.
Ankerbek:
Zijn de klauwtjes van het anker.
Ankergang:
Uitgevonden door Thomas Mudge 1769 De naam van het soort gang waarmee het uurwerk is uitgerust. De naam is meestal afgeleid van het onderdeel dat de verbinding vormt, tussen het raderwerk en het regelorgaan (zo kennen we b.v.b.ook een spillengang of cylindergang in deze gevallen zijn de spil en de cylinder de verbinding tussen het raderwerk en de balans, enz).
Ankerpen:
Pennen die de zelfde functie hebben als de ankerstenen bij goedkopere uurwerken, worden vooral gebruikt in wekkers en kleine klokken. Bij de horloges is het merk Roskopf er een goed voorbeeld van.
Ankerrad:
Is bij een ankergang het eerste rad. Het heeft zijn naam te danken aan de vorm van het anker.
Ankersteen:
Rechthoekige synthetische robijn in de vorm van een rechthoek welke in het anker geplaatst worden en dienen als ingang of uitgangsbek.
Arbre:
Zie tonarbre.
Art Nouveau:
Zie Jugendstil.
As:
Rond stukje metaal met dunne uiteinden de tappen, waarop raderen en andere draaiende voorwerpen bevestigd worden.
B
Balans:
Is meestal rond van vorm en heeft spaken.Vormt samen met de balansas,spiraalveer en plateau het regelorgaan in vrijwel alle draagbare mechanische uurwerken.Heeft dezelfde functie als een slinger bij klokken.
Balansas:
As waar de balans op is bevestigd.
Balanscompleet:
Bestaat uit balans, balans-as, spiraalveer, spiraalklosje, plateau en plateausteen.
Balansschroef:
Dit zijn de schroeven die zich in veel balansen zitten en onder andere dienen om de balans af te wegen. (evenwichtig te maken)
Balanswaag:
Instrument om een balans af te wegen.
Balgen (koekoekklok):
Zijn vierkante houten kokers met aan de bovenzijde uitstekende delen die scharnierend verbonden zijn door perkament papier en zorgen voor het geluid van de koekkoek.
Begrenzingsstiften:
Zijn twee stiften waar tussen de gaffel van het anker zich bevindt.
Breguet-spiraal:
Uitgevonden door Abraham Louis Brequet ± 1800. Spiraalveer waarbij het uiteinde anders is gebogen, waardoor een grotere precisie werd bereikt. Werd hoofdzakelijk in de betere uurwerken gebruikt.
Bril:
Zie Schommel.
Brocot-gang:
Een rustende gang die zich vaak aan de voorzijde van de wijzerplaat bevindt. Het ankerrad heeft rechte spitse tanden en de ankerbekken zijn vervaardigd van halfronde agaat of synthetische robijn. Uitgevonden doorAchille Brocot.
Bruidskrans:
Een geperste latoenkoperen al dan niet beschilderde ring welke om de cijferring op de wijzerplaat van een Friese staartklok werd bevestigd. Het betekende dat de klok was vervaardigd voor iemand die ging trouwen.
C
Centrumrad:
Is het rad waar meestal de minuutpijp en vaak ook de grote wijzer op is bevestigd. Het komt na het grondrad. Niet elke klok heeft een centrumrad.
Chronograaf:
Een Chronograaf is een swatch met tevens een 24 uur tijd aanduiding welke onafhankelijk van elkaar werken.
Chronometer:
Een draagbaar uurwerk met een zeer nauwkeurig gangresultaat vastgesteld door een officieel observatorium of sterrenwacht. Het gangresultaat mag nooit meer afwijken dan 20 sec. per week.
Chronotelegraaf:
Een schrijvende chronograaf waarvan het hier bij behorende registreerinstrumenten zich op grote afstand bevindt.
Contragewicht:
Dient om snaar ketting koord enz. strak te laten hangen.
Contrapalling:
Zorgt voor de aandrijving op het moment dat het uurwerk wordt opgewonden.
D
Derderad:
Het gaandwerk van een uurwerk bestaat in de meeste gevallen uit een ankerrad, seconderad,derderad,centrumrad, grondrad en veerton. Het derderad is het derde rad in een gaandwerk vanaf het ankerrad.
Diamantpoeder:
slijpsel van diamant dat overblijft na het bewerken van diamant wordt gebruikt als slijpmiddel
Diamantine:
Is een wit poeder van gekristalliseerd verpulverd aluminiumoxide wordt gebruikt als slijpmiddel.
Dikkop:
Naam voor een korte Friese staartklok met een dikke kop en een naar verhouding korte staart.
Dwangslag:
Dit zijn uurwerken waarbij de slag van het halfuur niet door het raderwerk maar door een lichter die de hamer optilt en op de bel of gong laat vallen uitgevoerd wordt.
E
Echappement:
Is dat gedeelte van het uurwerk dat er voor zorgt dat het raderwerk precies die snelheid krijgt om de juiste tijd aan te geven.
F
Foliot:
Regelorgaan; om de heen en weergaande beweging te vertragen, werd de spil(zie spillegang) verzwaard met een dwarsbalk met verschuifbare gewichtjes (foliot) . De hele constructie werkt dus als een rem op het raderwerk. De gang van deze uurwerken bleef in hoge mate afhankelijk van de drijfkracht van het uurwerk, de wrijving van de raderen en allerlei invloeden van buitenaf. En liepen dan ook verre van zuiver.
G
Gaande werk:
Het gedeelte van het uurwerk, waardoor de beweging van de aandrijving wordt overgebracht op het echappement.
Gaffel:
Een open gewerkt plat stuk metaal haaks staande op het eind van een draad die bevestigd is aan de ankeras en waar de slinger tussen loopt.Bij horloges vormt de gaffel een stuk met het anker.
Gewicht:
Is nodig bij uurwerken met ketting, snaar of koord en is de krachtbron. Bij gewicht uurwerken bestaat het regelorgaan uit een slinger. Kan zowel massief zijn als uit een holle buis bestaan die gevuld is met lood
Gewichtregulateur:
Een regulateur waarvan de aandrijving geschiet door gewichten.
Gladaal:
Stalen spits toelopende staafjes die o.a. dienen om gaten glad te polijsten.
Gnomon:
de oudst bekende tijdmeter, berustend op de plaatsbepaling van een schaduw, geworpen door een door de zon bestraald object.De bekendste is de gnomon. De gnomon was reeds bekend in het oude Egypte; de obelisk van Luxor in Boven-Egypte, in 1831 naar Parijs overgebracht en die nu op de Place de la Concorde staat, heeft stellig als gnomon gediend en is meer dan 3000 jaar oud.zie zonnewijzer.
Grondrad:
Het laatste rad in een uurwerk, bij een veer uurwerk wordt indien er geen ton is de veer aan de as van dit rad bevestigd. Bij een gewicht uurwerk wordt de wals of spoorrad hieraan bevestigd. Indien de veer in een ton zit komt het grondrad meteen na de ton.
H
Halfuurslag:
Zijn uurwerken die elk half uur slaan. In de meeste gevallen slaan zij op het hele uur de hele slagen en op het halve uur een slag. Er zijn ook uurwerken die ook op het halve uur ook de hele slagen slaan, dan echter op een andere bel of gong. Hartje Is dat onderdeel dat er voor zorgt, dat na het aantal slagen het slagwerk st. De naam heeft niets met de vorm te maken. Aangezien er vele vormen van hartjes zijn heeft men voor deze naam gekozen omdat het hartje in meeste gevallen in het hart van het slagwerk zit bevestigd.
Herdersuurwerk:
Is een soort zonnewijzer; Hierbij valt de schaduw van een horizontaal staafje of mesje, dat op de zon wordt gericht, op een verticale cilinder, waarop een schaalverdeling is aangebracht die afhankelijk is van de datum. Dit soort zonnewijzertjes is tegen het einde van de 16de eeuw veel gemaakt.
Hoogtelucht:
Is de ruimte die raderen hebben tussen de platine,s. Platine,s zijn de platen meestal messing waar het raderwerk tussen zit.
Horloge (v. Lat. horologium):
Een klein draagbaar uurwerk zowel voor de pols (polshorloge) als voor de vestzak (zakhorloge).
I
In de grond:
Als u een tap heeft die gepolijst moet worden en er staat" in de grond van de tap" wordt daar de hoek van de tap bij de aansluiting met de as mee bedoelt.
Ingangsbek:
Een van de bekken van het anker en wel de bek waar het ankerrad het anker ingaat.
Isolatieplaatje:
Kunststofplaatje dat zit tussen de batterij en het uurwerk.Ook kan de uitholling waarin de batterij wordt geplaatst van kunststof zijn, in dit geval is er geen plaatje nodig.
J
Jaarpendule:
Klok die na te zijn opgewonden een jaar loopt.
jockle:
Zie Schwarzwalduhr.
Jugendstil:
Stijlvernieuwing in europa tussen ongeveer 1890 en 1910. De naam is ontleend aan het tijdschrift Die Jugend .In Frankrijk noemt men het Art Nouveau, in Groot Brittannie Art Nouveau, Modern Style of Liberty Style , in Italie Style Liberty of Stile Floreale en in Ooostenrijk Sezessionstil
K
Kaderklok:
Een klok waarvan de wijzerplaat vrijwel de gehele voorzijde in beslag neemt. Denk hierbij aan een keukenklok, kantoorklok enz.
Kaliber:
Aanduiding van een type uurwerk.
Katrol:
Twee ronde schijven met een uitholling in het midden, voorzien van een ophang beugel waaraan het gewicht wordt bevestigd. Over de uitholling wordt een koord snaar ketting enz. bevestigd, zodat het gewicht kan zakken.
Ketting:
Bestaat uit aaneengeregen gebogen schakels, bij antieke klokken vaak in de vorm van een 8 waarbij het onderste oog een kwartslag gedraaid is. Dient om het gewicht aan te hangen. De lengte van de ketting bepaald de tijdsduur dat een uurwerk kan lopen.
Koekoeksklok:
Klokken uit onder andere het Schwarzwald waarbij op de hele en halve uren de tijd wordt aangegeven door middel van een vogel die koekoek roept eventueel uitgebreid met een speelwerk.
Kompassleutel:
Verdraaibaar klosje in het kompas dat samen met de kompassleutel pen de mogelijkheid schept om een uurwerk af te regelen.
Kompassleutel pen:
Verdraaibaar klosje in het kompas dat samen met de kompassleutel de mogelijkheid schept om een uurwerk af te regelen.
Koord:
Dient om het gewicht aan te hangen. De lengte van het koord bepaald de tijdsduur dat de het uurwerk kan lopen.
Kroon:
Dient bij mechanische polshorloges zowel voor het opwinden als voor het gelijkzetten van het uurwerk en of datum, bij zakhorloges kan het gelijkzetten ook op een andere wijze geschieden, in dat geval dient de kroon uitsluitend voor opwinden van het uurwerk. Bij quartz horloges dient het uitsluitend voor het gelijkzetten van het uurwerk en of datum. Als een uurwerk ook een wekker mechanisme of een chronograaf bevat kan de kroon voor meerdere functies gebruikt worden.
Kwartierslag:
Zijn uurwerken die elk kwartier slaan. Op de hele en halve uren de hele slagen welke dan op verschillende bellen of op een bel en een gong of speelwerk vertolkt worden. Op het kwartier slaan deze uurwerken eenmaal.
Kwarts:
Zie Quartz.
L
Liberty Style:
Zie Jugendstile.
Lantarenrondsel/Lantaarenrondsel:
Is een rondsel waarvan de tanden vervangen zijn door pennen, die zijn geplaatst tussen twee ronde meestal messing plaatjes.
M
Maltezer kruis:
Bestaat uit twee ronde schijven. In een zitten verdeeld over vier delen drie inkepingen. De ander heeft een vinger die past in de inkepingen,als de vinger nu bij de derde inkeping gepasseerd is zal hij bij de volgende omwenteling stuiten aan gezien daar geen inkeping meer zit. Het Maltezer kruis wordt o.a. gebruikt om bij veren het meest gunstigste gedeelte te kunnen benutten.
Mes:
Een metalen plaatje waarvan een zijde mesvormig geslepen is en in de kast van een klok is bevestigd om het schommeltje aan te hangen waar de slinger weer wordt aangehangen.
Moederklok:
Een uurwerk die bij meerdere uurwerken (het zogenaamde nevenuurwerk) het wijzerwerk bestuurt, zodat al deze uurwerken dezelfde tijd aangeven. Dit gebeurt door op regelmatige tijden een stroom stoot te geven. Denkt u maar aan de stationsklok die iedere minuut verspringt.
Modern Style:
Zie Jugendstile.
N
Nevenuurwerk:
Een uurwerk dat bestuurd wordt door een moederklok.
O
Olie huisje:
Is de ronde infrezing die rond de tapgaten wordt gemaakt om er voor te zorgen dat de olie op zijn plaats blijft.
Opwinding:
Het gedeelte van een uurwerk dat u instaat stelt om een afgelopen veer of gewicht weer op te winden.
Omloopsgetal:
Is het getal wat een rondsel heeft ten opzichte van een rad.Heeft een rad 60 tanden en een rondsel 10 tanden dan gaat het rondsel 6 maal rond als het rad eenmaal is rond gegaan. Het omloopsgetal van het rondsel is dan 6.
Oneindige ketting:
Een ketting die niet wordt opgewonden op een wals of trommel maar over een tandrad loopt. Deze toepassing vindt u onder andere bij de Friese klokken.Ontworpen door Chistiaan Huygens.
P
Palrad:
het palrad zorgt er voor dat het rad waar het gewicht of de veer aan is bevestigd niet terug kan lopen, het heeft meestal schuine tanden waar een pal in valt die door een veer op zijn plaats wordt gehouden
Penanker:
Uurwerk waarbij in het anker pennen zitten inplaats van stenen. Worden bij horloges gebruikt in de goedkopere uurwerken, maar zijn vooral te vinden in wekkers en kleine klokken.Bij de horloges is het merk roskopf er een goed voorbeeld van.
Pendant:
Het uitstekende gedeelte van een kast van een zakhorloge waar de beugel en de kroon op zijn bevestigd.
Plateau:
Bevind zich op de as van de balans, het bestaat uit twee ronde schijfjes van verschillende afmetingen die verbonden zijn met een busje, in het kleinste schijfje zit een uitholling en in het grootste een staafje. Dit staafje komt in de gaffel van het anker en zorgt op deze wijze dat als de balans ronddraait het anker heen en weer gaat.
Plateausteen:
Bij de betere horloges en klokken met een balans bestaat het staafje in het plateau uit een half ronde steen van synthetische robijn.
Platine:
Zijn de meestal metalen platen waar tussen de raderen zich bevinden.
Q
Quartz
Quartz of kwarts betekent dat het uurwerk een stukje kwartskristal bevat. Dit kwartskristal geeft een bepaalde trilling af wanneer het onder stroom wordt gezet: het oscilleert. Dankzij deze trilling is het uurwerk in staat om met minimale afwijking de tijd weer te geven.
R
Rad:
Een tandwiel met meer dan 18 tanden.
Regelen:
Zie afregelen.
Regulage:
Zie afregelen.
Regulateur:
Een slingeruurwerk met een slinger van tenminste 240 mm en goede kwaliteit, geplaatst in een kast.
Reispendule:
Een klein klokje van zodanige afmeting dat het makkelijk te vervoeren is en een gang mechanisme heeft dat in elke stand loopt, zodat het op reis de schoorsteen pendule kan vervangen.
Repetitiewerk:
Kan op elk gewenst tijdstip de tijd laten horen.
Rondsel:
Een tandwiel met minder dan 19 tanden.
Rustende gang:
Bij deze gang staat het ankerrad stil tijdens het moment dat de bek van het anker langs de ankertand glijdt.Dit in tegenstelling met een terugwerkende gang, waar de bek van het anker de tand van het ankerrad terugduwt op het moment dat deze er langs glijdt.
S
Schwarzwalduhr:
Verzamelnaam voor klokken uit het Schwarzwald. O.A. het bekende appelklokje maar ook schilderijklokken , jockle klokjes en Schottenuhr en de bekende koekoeksklok zijn Schwarzwalduhren.
Schommel:
Ook wel bril genoemd. Is een metalen draadje gebogen in de vorm van een schommeltje met aan de bovenzijde twee ogen waaraan de slinger wordt bevestigd, de ogen worden aan een mes gehangen dat in de kast bevestigd is.
Schoorsteenklok:
Een slingeruurwerk met een slinger korter dan 240 mm of balans werk in een kast die op een tafel, kast of schoorsteen kan staan.
Schrijvende chronograaf:
Een precisie chronograaf of regulateur voorzien van een tijd registreerinstrument.
Secondenrad:
Is na het ankerrad het tweede rad in het gaandwerk, als er secondewijzer op het werk zit, zit het op dit rad.
Slagwerk:
Bestaat uit een aantal raderen en lichters die er voor zorgen dat het uurwerk het juiste aantal slagen geeft.
Slinger:
Regelorgaan uitgevonden doorChistiaan Huygens in 1656. Bestaat uit een staaf met aan de onderzijde een meestal ronde schijf en opgehangen aan een dun koord of verend plaatje(slingerveer). De slinger is er in vele vormen.De uitvinding van de slingerklok wordt ook wel toegeschreven aan Galileo Galilei, de ontdekker van de slingerwetten, daar ook deze aan het eind van zijn leven met een slingeruurwerk geëxperimenteerd schijnt te hebben. Er bestaat echter geen twijfel, dat de algemene toepassing van de slinger in klokken teruggaat op het onafhankelijke werk van Chistiaan Huygens.
Slingeruurwerk:
Een uurwerk waarvan de gang wordt geregeld door een slinger, de stand van het uurwerk zal altijd horizontal moeten zijn.
Slingerveer:
Bestaat meestal uit een zeer dun plaatje metaal met aan de boven en onderzijde te versteviging een dikker plaatje en dient om de slinger aan op te hangen.
Snaar:
Dient om het gewicht aan te hangen. De lengte van de snaar bepaald de tijdsduur dat de het uurwerk kan lopen.
Snek:
Trapeze gevormd rad dat de veerspanning zo regelmatig mogelijk laat verlopen.
Snekketting:
Ketting die de verbinding verzorgt tussen de ton en de snek
Snotneus:
kleine spirituslamp
Speelwerk:
Heeft dezelfde functie als het slagwerk maar laat een melodie horen.
Spil:
As met lepels als voorloper van de anker gang.
Spillegang:
Voorloper van de ankergang, aan een staafje (de spil) meestal gewoon ijzer zaten twee plaatjes(de lepels of paletten ) die de tanden van het spillerad tegen hielden. Door de spil te verdraaien komt er telkens een tand vrij en kon het raderwerk draaien. De eerste spillegangen werden voorzien van een foliot. Later werd dit vervangen door een slinger. Een mooi voorbeeld van de spillegang zijn de Nederlandse stoelklokken.
Spiraalklosje:
Bevestigings klosje voor het uiteinde van de spiraalveer.
Spiraalrol:
Bevestigings busje voor het begin van de spiraalveer.
Spiraalveer:
Rond gebogen dunneveer die uit meerdere windingen bestaat en er voor zorgt dat de balans na een schommeling weer terug draait. Uitgevonden in 1675 door Christiaan Huygens
Spoor:
Het spoor dient om het koord of ketting over heen te laten lopen. Het is opgebouwd uit twee metalen platen met daar tussen het spoor, bij een spoor voor koorden is het meestal wigvormig en in het hart van de wig ruw gemaakt is zodat het koord niet slipt. Bij een ketting is het spoor voorzien van tanden waar de ketting over loopt.
Staalkabel:
Dient om het gewicht aan te hangen. De lengte van de kabel bepaald de tijdsduur dat de het uurwerk kan lopen.
Sezessionstil:
Zie Jugendstile.
Style Floreale:
Zie Jugendstile.
Style Liberty:
Zie Jugendstile.
Swatch horloge(Swatch):
Een horloge met een mechaniek om de loop van een of meerdere wijzers op onderdelen van seconden te kunnen onderbreken en weer in de nul stelling te brengen. Bij de huidige quartz uurwerken kan dit meerdere malen zonder eerst naar nul terug te gaan.
T
Tachymeter:
Er bestaan tevens horloges met een tachymeterfunctie. Door het vooraf invoeren van de af te leggen afstand en het laten bijhouden van de tijd die nodig was om deze afstand af te leggen, kan de snelheid in bijvoorbeeld kilometers per uur verkregen worden. Vaak hebben dergelijke horloges een standaardafstand van een kilometer, op een schaal rond het uurwerk staan dan de snelheden die behaald zijn als deze kilometer in een bepaald aantal seconden afgelegd is, bijvoorbeeld 60 km/u bij 60 seconden, 103 km/u bij 35 seconden, 120 km/u bij 30 seconden enzovoorts.
Tap:
Het dunne uiteinde van een as.
Torenuurwerken:
Zijn uurwerken die we aan treffen in kerken en andere gebouwen met een toren zoals b.v.b. kastelen en gemeentehuizen. Zij worden sinds de 14de eeuw in Italië, Frankrijk, Duitsland, de Nederlanden en Engeland vermeld; in Noord-Nederland schijnt het eerste exemplaar dat van Utrecht geweest te zijn (1369). Het oudste nog bestaande uurwerk is het torenuurwerk van de kathedraal van Salisbury (1386).
Tijdring:
Een soort zonnewijzer; hierbij valt het zonlicht door een gaatje in een metalen ring waardoor het een lichtvlekje geeft op de binnenzijde van de ring met schaalverdeling, hier kan men dan de tijd aflezen.
Tonarbre:
Een metalen as met in het midden een haak en aan het uiteinde een vierkant of schroefdraad. De tonarbre wordt in de veerton bevestigt en de veer wordt met het gat in binnenzijde bevestigd aan de haak.
Triebniet:
Aambeeld van hoge precisie met vaste geleider voor ponsen zie ook gereedschappen.
Trommel:
Hier worden snaar koord enz. omheen gewonden.(Zie wals)
Trompettap:
Tap van een as in de vorm van een trompet waarbij de is afgerond, door op de platine een plaatje te schroeven maakt alleen het ronde kantje van de as in horizontale richting wrijving en de hoogte lucht kan beter geregeld worden.
Tussenrad:
Als ertussen het derderad en het secondenrad nog meerdere raderen zitten worden deze tussenraderen genoemd.
U
Uitgangsbek:
Een van de bekken van het anker en wel de bek waar het ankerrad het anker verlaat.
Uurslag:
Zijn uurwerken die alleen op het hele uur slaan en dan het aantal slagen van de tijd aangeven.
Uurwerk:
Een mechanisch elektrisch of elektronisch apparaat om de tijd te meten.In het begin was de naam Horloge (v. Lat. horologium) hiermee vrijwel synoniem. Overdrachtelijk is de naam uurwerk ook wel gebruikt voor een aandrijfmechanisme, bijv. voor een veermotor in speelgoed. De eerste uurwerken voortbewogen door raderen stammen vermoedelijk uit de 13de eeuw.
V
Valhoogte:
Afstand,waarover het gewicht zich verplaatst gedurende de gang.
Veer:
Een lange smalle stalen strip met aan het uiteinde een lus of gat.Aan de binnenzijde zit een krul met een gat om hem aan de tonarbre te kunnen bevestigen.
Veerton:
Een metalen huls waar de veer in wordt opgeborgen, door het gat aan het uiteinde te bevestigen aan een pen in de wand kan de kracht na het opwinden op de veerton worden overgebracht.
Voorslag:
Als bij een klok met slagwerk het raderwerk voor dat de klok gaat slaan eerst een klein stukje draait, noemen we dit de voorslag. Het melodietje dat veel torenuurwerken spelen voor dat ze gaan slaan noemen we ook wel voorslag.
W
Wals:
Hier worden snaar koord enz. omheen gewonden.(Zie trommel)
Wateruurwerk:
Een instrument waarmee vroeger de tijd mee werd gemeten door het aflezen van de hoeveelheid water die door een nauwe opening vloeit. Te vergelijken met de zandloper.
Wekker:
Een uurwerk met een mechanisme dat op een vooraf te bepalen tijdstip een zodanig geluid veroorzaakt dat men er door gewaarschuwd wordt.
Wekkerklokje:
Een reispendule met een wekkerwerk.
Wekkerwerk:
Is dat gedeelte van een uurwerk dat op een vooraf in te stellen tijd een geluid veroorzaakt om u te waarschuwen.
Werkzame valhoogte:
Lengte van, snaar koord ketting enz. welke gedurende de gang wordt afgewikkeld.
Wijzerwerk:
Bestaat uit een aantal raderen en rondsels, dat het gaande werk met de wijzers verbindt.In de meeste gevallen bestaat het wijzerwerk uit; uurrad, wisselrad, wisselradrondsel en minuutpijp.
Z
Zakhorloges:
Het eerst bekende zakhorloge stamt uit 1500 en wordt toegeschreven aan Peter Henlein uit Neurenberg, maar dit wordt tegenwoordig zeer in twijfel getrokken.
Zandloper:
Toestel om tijd te meten, aan boord van schepen werd het meestal uurglas of nachtglas genoemd.
Zonnewijzer:
De oudst bekende tijdmeter, berustend op de plaatsbepaling van een schaduw, geworpen door een door de zon bestraald object.De bekendste is de gnomon. De gnomon was reeds bekend in het oude Egypte; de obelisk van Luxor in Boven-Egypte, in 1831 naar Parijs overgebracht en die nu op de Place de la Concorde staat, heeft stellig als gnomon gediend en is meer dan 3000 jaar oud. Vanaf eind 16de tot de 19de eeuw werden er ook veel zakzonnewijzers gemaakt de beroemdste waren die van Michaël Butterfield ±1690 te Parijs.